Antwoord
Er zijn meerdere verklaringen voor het verschil in aantal, waarvan ik er enkele probeer mee te geven.
- Organisatorisch zijn in Vlaanderen heel wat scholen voor voortgezet onderwijs onderdeel van een scholengroep, terwijl in Nederland dat een enkele school met meerdere campussen (en directies) zou zijn. Het is dus deels een kwestie van organisatie en benaming.
- Er zit ook een hele historische verklaring achter. Kort gezegd werden na de Tweede Wereldoorlog overal technische middelbare scholen opgericht en vervoegden die de humaniora's (middelbaar onderwijs), maar niet zonder slag of stoot; en werd die groei gestimuleerd door overheidsinvesteringen en kwaliteitsbewaking in onderwijs dat door de staat en door andere groepen werd georganiseerd. In België verliepen die twee bewegingen anders dan in de buurlanden. We kenden een lange perioden van katholieke regeringen die subsidies in niet-staatsgericht voortgezet onderwijs stimuleerden, tot er in 1954-1958 een 'Tweede Schoolstrijd' losbarstte, die beëindigd werd met een Schoolpact tussen de partijvoorzitters, waarbij een hele grote koek voor vooral de bouw van voortgezette scholen werd verdeeld. En waardoor we in België dus in de jaren 1960 een explosieve groei van nieuwe scholen en nieuwe richtingen kenden. Vijftien jaar later was er dan de strijd omtrent het VSO, waarbij het om de afstemming tussen verschillende types van voortgezet onderwijs ging - een strijd die ook weer tot een moeizaam compromis leidde, en een versplinterde groei in de hand werkte. Nederland had daarentegen in 1968 de zogenaamde Mammoetwet, die net een rationalisatie in het aantal en in het type scholen doorvoerde.
- Bestuurlijk is het zeer lastig om in Vlaanderen voortgezette scholen te herorganiseren. Het zijn grote werkgevers, beslaan het allergrootste deel van de Vlaamse begroting, kennen eigen netten, vakbonden, opleiders die allemaal betrokken moeten worden bij veranderingen... Hoewel het één van de bevoegdheden is die het eerst werd overgeheveld naar de Vlaamse gemeenschap (in 1989) blijft het een tanker die moeilijk van koers is te veranderen. Waarmee niet gezegd is dat die niet van koers verandert: de lerarenopleidingen worden hervormd, de scholengroepen zijn ingevoerd en functioneren goed, centrumsteden organiseren inschrijvingssystemen over alle scholen heen... Het is alleen niet zo drastisch als in de meer centralistisch bestuurde onderwijssystemen van onze buurlanden gebeurt.
- Dat hangt ook samen met een grondwettelijk argument: de vrijheid van onderwijs in België is zeer sterk verankerd in de grondwet en in alle debatten, en wie voldoende gemotiveerd is, de logistiek rondkrijgt en voldoet aan een aantal normen (eindtermen, veiligheid, organisatievereisten), staat het vrij om een nieuwe school voor voortgezet onderwijs te organiseren. Uit principe.
Mijn antwoord is niet het enige mogelijke of het volledigste - de vraag is dan ook erg breed en vraagt bijvoorbeeld om ook de Nederlandse situatie onder de loep te nemen. Maar daarvoor vindt u hieronder wel meer informatie - zeker bij Bregt Henkens.
- Jan De Maeyer en Paul Wynants (red.) Katholiek Onderwijs in België. Identiteiten in evolutie, 19de-21ste eeuw. Antwerpen: Halewijn, 2016.
- Dominique Grootaers (red.): Histoire de l'enseignement en Belgique, Brussel: CRISP, 1998.
- Bregt Henkens, Steekspel tussen traditie en vernieuwing. Dertig jaar polemiek over de structuur van het secundair onderwijs (1963-1992). [onuitgegeven doctoraat uit 2006, maar online raadpleegbaar als pdf]
- Mark D'hoker, Leraar zijn in Vlaanderen : terugblik op honderd jaar middelbaar onderwijs en nascholing. Antwerpen: Garant, 2007.
- In 2002 vond in Parijs ook de internationale conferentie ISCHE XXIV plaats, net over de institutionele ontwikkeling van voortgezet onderwijs in verschillende landen. Op basis daarvan verscheen Philippe Savoie, Annie Bruter en Willem Frijhoff (red.) Secondary Education : Institutional, Cultural and Social History [tijdschrift Paedagogica Historica Vol. XL, No. 1/2, 2004].
Reacties op dit antwoord
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.