We hebben weinig historische bronnen over de koningen van Rome, daarom spreekt men vaak van de zeven 'legendarische' koningen van Rome, omdat we niet helemaal zeker zijn of ze ook echt hebben bestaan.
Volgens die verhalen zouden de koningen grote macht hebben gehad, zoals een koning: operrechter, opperbevelhebber, opperwetgever. Het ambt was ook levenslang, zonder een vaste termijn of pensioensleeftijd. Maar na Romulus zou er géén erfopvolging geweest zijn, maar eerder een verkiezing door de senaat, meer zoals je bij een president zou verwachten. Het was een 'kiesmonarchie', zoals er later in Centraal-Europa ook veel zouden ontstaan.
Na het overlijden van een koning duidde de Senaat een 'interrex' aan voor een periode van vijf dagen, meestal een senator. Die had als taak om binnen de vijf dagen ofwel een kandidaat-koning te vinden, ofwel een nieuwe interrex ('tussen-koningen') voor te dragen. De senaat kon die kandidaten goedkeuren of afkeuren, maar hen niet zelf voordragen. Kandidaten konden ook niet-Romeinen zijn: Lucius Tarquinius Priscus was zo'n immigrant die (de vijfde) koning werd. Na goedkeuring van de kandidaat-koning, moesten er nog twee ceremoniën plaatsvinden: de augur of voorspeller moest een gunstig voorteken zien, en de kandidaat-koning moest een wetsvoorstel laten stemmen waarbij de senaat hem de koninklijke macht toekende.
Toch waren er nogal wat verwantschappen: de vierde koning (Ancus Marcius) was schoonzoon van de derde (Tullus Hostilius) en kleinzoon van de tweede koning (Numa Pompilius); de vijfde (Lucius Tarquinius Priscus) was schoonvader van de zesde (Servius Tullius) en grootvader van de zevende en laatste koning (Lucius Tarquinius Superbus). Net omdat het risico op een dynastieke opvolging te groot werd, werd de laatste koning verbannen en vervangen door een jaarlijks wisselend en verkozen duo van consuls.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.