Ik heb gehoord dat licht altijd 300 000 km/s gaat. Als er dus een lichtstraal passeert en ik meet ze terwijl ik stil sta, meet ik 300 000 km/s. Als ik niet stilsta ook. Als 2 lichtdeeltjes elkaar passeren zijn ze dus na 1s 600 000 km van elkaar verwijdert, dus voor het ene lichtdeeltje beweegt het andere zich toch 600 000 km/s weg? Ik heb waarschijnlijk een volledig foute redenering gemaakt dus vraag het even.
Die vraag is al meerdere keren aan bod gekomen.
Het punt is dat je bij snelheden die vergelijkbaar zijn met de lichtsnelheid zomaar geen snelheden meer kan optellen of aftrekken. Bij gewone dagelijkse snelheden mag dan eigenlijk ook niet maar de fout die je maakt is dan verwaarloosbaar klein. Als jij naar het noorden rijdt aan 20 km/h, en ik naar het zuiden aan 30 km/h (tegenover een stilstaande waarnemer tussen ons) en we meten onze onderlinge snlelheid dan kan je zeggen dat die 50 km/h bedraagt.
Bij hoge snelheden mag je dat niet meer doen. Als jij aan 0.8c naar het noorde gaat en ik aan 0.6c naar het zuiden tegenover een stilstaande waardnemer, en we meten onze onderlinge snelheid, dan zullen we geen 1.4c vinden maar slechts 0.9459459c.
Je kan het zelf eens proberen op http://hyperphysics.phy-astr.gsu.edu/hbase/relativ/einvel2.html#c3
Even wat naar beneden scrollen tot het tweede kader. Daar kan je onderaan de twee snelheden VA en VB invullen tegenover een stistaande waarnemen, en rechts zie ja dan wat je zou bekomen indien A de relatieve snelheid van B zou meten. Let wel op de tekens van VA en VB want snelheden zijn vectoren en hebben dus niet alleen een grootte maar ook een richting, en op die richting een zin. Snelheden van links naar rechts moeten als een positief getal ingevuld worden, van rechts naar links als een negatief getal.
Er zijn nog geen reacties op deze vraag.
Enkel de vraagsteller en de wetenschapper kunnen reageren op een antwoord.